Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·tra·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans
enkelvoud meervoud
naamwoord metrage metrages
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de metragev

  1. de lengte en oppervlakte van iets uitgedrukt in meters
     Ook de genoemde metrages kunnen niet juist zijn. Die strandhuizen zouden tot 3600 m2 groot worden, met slaapkamers tot wel 300 m2! Juist: op het strand van een schiereilandje zo groot als Texel bouwt de Europese ‘überklasse’ vakantiehuizen zo groot als vliegtuighangars met slaapkamers waar drie eengezinswoningen in kunnen.[1]
     Vroeger was het een verbindende factor. Een gespreksonderwerp. Kon je het met elkaar hebben over de netto vierkante metrage van een flat in Diemen-Zuid, of de mogelijkheden tot uitbouw van een herenhuis in Kralingen, en als verslaafden onder elkaar termen in het gesprek werpen als: 'Dan zit je wel met je erfpachttermijn.'[2]

Gangbaarheid

56 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Ruifgedrag” (16/10/2009), HP de Tijd
  2.   Weblink bron “Funda gebruikt nu zelf ook het woord Funda-verslaving, en dat vindt Aaf niet cool” (16 januari 2018), de Volkskrant
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be