• met na·me

met name

  1. (verouderd) met de volgende naam
    • Hij bracht het onder de aandacht van de voorzitter, met name van Gogh. 
  2. (figuurlijk) in het bijzonder (Met name wordt gebruikt om een of meer zaken uit een aantal bij de naam aan te duiden.)
    • Bij een piano is sprake van luchtgeluid en contactgeluid. Met name het contactgeluid is sterk hoorbaar in omgelegen ruimten. 
  3. (figuurlijk) in het bijzonder (Met name wordt met dezelfde betekenis ook gebruikt in gevallen waarin er geen naam wordt genoemd.)
    • Voor nieuws en ontspanning zetten jongeren met name de televisie aan.