merken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van merken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | merken | te merken | ||||||||
toekomend | zullen merken | te zullen merken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gemerkt | te hebben gemerkt | ||||||||
toekomend | gemerkt zullen hebben | gemerkt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
merkend | gemerkt | ev. merk |
mv. verouderd merkt |
merke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | merk | merkt | merkt | merkt | merkt | merken | merken | merken | |||
verleden (o.v.t.) | merkte | merkte | merkte | merkte | merkte | merkten | merkten | merkten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal merken | zult/zal merken | zult/zal merken | zult merken | zal merken | zullen merken | zullen merken | zullen merken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou merken | zou merken | zou(dt) merken | zoudt merken | zou merken | zouden merken | zouden merken | zouden merken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gemerkt | hebt gemerkt | hebt/heeft gemerkt | hebt gemerkt | heeft gemerkt | hebben gemerkt | hebben gemerkt | hebben gemerkt | |||
verleden (v.v.t.) | had gemerkt | had gemerkt | had gemerkt | hadt gemerkt | had gemerkt | hadden gemerkt | hadden gemerkt | hadden gemerkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemerkt hebben | zal/zult gemerkt hebben | zult/zal gemerkt hebben | zult gemerkt hebben | zal gemerkt hebben | zullen gemerkt hebben | zullen gemerkt hebben | zullen gemerkt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemerkt hebben | zou gemerkt hebben | zou/zoudt gemerkt hebben | zoudt gemerkt hebben | zou gemerkt hebben | zouden gemerkt hebben | zouden gemerkt hebben | zouden gemerkt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gemerkt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gemerkt | er is gemerkt | |||||||||
verleden | er werd gemerkt | er was gemerkt | |||||||||
toekomend | er zal gemerkt worden | er zal gemerkt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gemerkt worden | er zou gemerkt zijn | |||||||||
lijdende vorm gemerkt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gemerkt worden | gemerkt te worden | ||||||||
toekomend | gemerkt zullen worden | gemerkt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gemerkt zijn | gemerkt te zijn | ||||||||
toekomend | gemerkt zullen zijn | gemerkt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gemerkt | wordt gemerkt | wordt gemerkt | wordt gemerkt | wordt gemerkt | worden gemerkt | worden gemerkt | worden gemerkt | |||
verleden (o.v.t.) | werd gemerkt | werd gemerkt | werd gemerkt | werdt gemerkt | werd gemerkt | werden gemerkt | werden gemerkt | werden gemerkt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gemerkt worden | zult gemerkt worden | zult gemerkt worden | zult gemerkt worden | zal gemerkt worden | zullen gemerkt worden | zullen gemerkt worden | zullen gemerkt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gemerkt worden | zou gemerkt worden | zou/zoudt gemerkt worden | zoudt gemerkt worden | zou gemerkt worden | zouden gemerkt worden | zouden gemerkt worden | zouden gemerkt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gemerkt | bent gemerkt | bent/is gemerkt | zijt gemerkt | is gemerkt | zijn gemerkt | zijn gemerkt | zijn gemerkt | |||
verleden (v.v.t.) | was gemerkt | was gemerkt | was gemerkt | waart gemerkt | was gemerkt | waren gemerkt | waren gemerkt | waren gemerkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemerkt zijn | zult gemerkt zijn | zult gemerkt zijn | zult gemerkt zijn | zal gemerkt zijn | zullen gemerkt zijn | zullen gemerkt zijn | zullen gemerkt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemerkt zijn | zou gemerkt zijn | zou/zoudt gemerkt zijn | zoudt gemerkt zijn | zou gemerkt zijn | zouden gemerkt zijn | zouden gemerkt zijn | zouden gemerkt zijn |