Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • men·sen·lief·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mensenliefde mensenliefdes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

mensenliefde v [1]

  1. de liefde die men voelt voor de (mede)mens
     Ernst had te doen met de dames en heren van Lotus, die zoveel vakkundigheid en precisie en mensenliefde in hun werk hadden gelegd.[2]
     De zes harige bewoners van kattencafé Ditjes & Katjes in de Piet Heinstraat zijn in het Haags Dierencentrum geselecteerd op hun mensenliefde. Dieren die in de stress schieten van volk gedijen immers niet in een lunchroom.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Kroelen bij opening nieuw kattencafé in Den Haag” (11 jan. 2017), Tubantia