Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • meer·ver·die·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord meerverdiener meerverdieners
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de meerverdienerm

  1. (economie) in geval van een huishouden van tweeverdieners degene met het hoogste inkomen

Gangbaarheid