Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·re·chaus·see
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans maréchausée, in de betekenis van ‘militair politiekorps’ in het jaar 1815 [1]
    Deze term werd door koning Willem I uit ideologische gronden na de herwonnen onafhankelijkheid van Nederland ingevoerd, ter vervanging van de Franse Gendarmerie nationale  . De gens d'armes ("gewapende lieden") bestonden oorspronkelijk uit bewapende volksbrigades, die aan het begin van de Franse Revolutie ten tonele verschenen: ze werden vervolgens officieel op 16 februari 1791 met de ordehandhaving in Frankrijk belast. De oudere maréchausée werd met het monarchale Ancien Régime geassocieerd en vervolgens afgeschaft: de benaming is in het Frans sindsdien in onbruik geraakt.
enkelvoud meervoud
naamwoord marechaussee marechaussees
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de marechausseem

  1. (ordehandhaving) (beroep) lid van het korps Marechaussee
    • De marechaussee zorgt in Nederland voor de politiedienst van de strijdkrachten en voor de controle van het grensoverschrijdend personenverkeer. .
Verwante begrippen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen