manloos
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- man·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | manloos | manlozer | manloost |
verbogen | manloze | manlozere | manlooste |
partitief | manloos | manlozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
manloos
- zonder dat een mens eraan te pas komt
- Deze robot machine werkt manloos.
- zonder echtgenoot
- De manloze vrouw wil juffrouw genoemd worden.
Synoniemen
- [1] automatisch
Gangbaarheid
- Het woord 'manloos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.