Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • man·ge
Naar frequentie 148

Bijvoeglijk naamwoord

mange, g / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van mangen

mange, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van mangen


Engels

Zelfstandig naamwoord

mange

  1. schurft


Frans

Werkwoord

vervoeging van
manger

mange

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van manger
    «Je mange une pomme.»
    Ik eet een appel.
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van manger
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van manger


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • man·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • Meervoud van het Noorse voornaamwoord mangen
Naar frequentie 158
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud - flere flest
o enkelvoud -
meervoud mange
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
alleen mv: mange flere fleste

Bijvoeglijk naamwoord

mange

  1. veel, vele
  2. meerdere

Onbepaald voornaamwoord

mange

  1. meervoud van mangen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • man·ge

Onbepaald voornaamwoord

mange

  1. meervoud van mangen