• mag·num opus
enkelvoud meervoud
naamwoord magnum opus magna opera
verkleinwoord - -

het magnum opuso

  1. belangrijkste en grootste werk dat iemand heeft gemaakt
     De nachtclub werd uiteindelijk haar magnum opus.[3]
     Zo geeft ook de spectaculaire theaterbuilding de grootheidswaanzin weer van zijn bewoners. JR, naar de postmoderne roman uit 1975 van William Gaddis, swingt in een vier uur durende rollercoaster door alle geledingen van de kapitalistische maatschappij. Gehaaide zakenlui speculeren en commanderen er dat het een lust is. Gefrustreerde kunstenaars hollen er vergeefs achter hun magnum opus aan.[4]
  1. magnum opus op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Selfies raar? Vrouw liet zichzelf schilderen door 225 kunstenaars” (13 november 2017) op telegraaf.nl  
  4.   Weblink bron “Hollywood aan de Schelde” (24 maart 2018) op standaard.be