Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·di·wo·do
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstelling van ma, di, wo, do, een reeks afgekorte namen van weekdagen
    • [zelfstandig naamwoord] als verwijzing naar reeksen weekdagen zoals die in een agenda staan
    • [bijvoeglijk naamwoord] als opsomming van werkdagen die door een werkdag worden gevolgd en daarmee geheel in het teken van de werkweek buiten het weekeinde staan
enkelvoud meervoud
naamwoord madiwodo madiwodo's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de madiwodom

  1. (informeel) persoonlijke agenda om toekomstige activiteiten in vast te leggen
    • Ik moet even in de madiwodo kijken of ik volgende week kan. 
stellend
onverbogen madiwodo
verbogen -

Bijvoeglijk naamwoord

  1. op doordeweekse dagen, buiten het weekeinde
    • Naast het weekendmenu heeft ons restaurant ook madiwodo aanbiedingen. 

Gangbaarheid