maakte bij
- Geluid: maakte bij (hulp, bestand)
- maak·te bij
vervoeging van |
---|
bijmaken |
maakte bij
- enkelvoud verleden tijd van bijmaken
- Ik maakte bij.
- Jij maakte bij.
- Hij, zij, het maakte bij.
- Ik maakte bij.
- Het woord maakte bij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.