maaier
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- maai·er
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van maaien met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maaier | maaiers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de maaier m
- (landbouw) (beroep) iemand die graan of gras maait (voor zijn beroep)
- Sinds de opkomst van machines in de landbouw is het beroep van maaier uitgestorven.
- (landbouw) (techniek) machine die maait
- Ik heb nog steeds een handmaaier waarmee ik ons grasveld maai maar de meeste mensen gebruiken een elektrische- of een benzinemaaier
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord maaier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "maaier" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be