lustre
- lus·tre
[A]+[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | lustre | lustres |
verkleinwoord | - | - |
het lustre o
- (textielindustrie) dun, glanzend weefsel met een ketting van katoen of zijde en een inslag van wol, vooral geschikt voor zomerkleding
- ▸ Zijn kleding was ongewoon. Hij droeg hoge, stijve boorden en bij voorkeur een zwart lustre jasje, donkerrood fluwelen vest met metalen knopen en gestreepte broek, 's winters een lange pèlerinejas met een soort jagershoedje, 's zomers een grote strohoed.[1]
de lustre m
- lichtbron bestaande uit meerdere kaarsen of andere lichtpunten die aan armen zijn bevestigd
- ▸ Het was al donker toen ik aankwam; in de eetkamer brandde een dertigtal kaarsen in een lustre en er volgde een diner en règle, dat ik op deze afgelegen plaats zeker niet had verwacht.[2]
- Het woord lustre staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lustre" herkend door:
25 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Weblink bron Josine W.L. Meyer geciteerd doorAeg TimmermanEen Tachtiger in geleende tijd : Op zoek naar een grootvader in: De parelduiker., jrg. 8. nr. 1 (2003), Bas Lubberhuizen, Amsterdam, ISBN 90 5937 0384, p. 62
- ↑ Weblink bron Frans Erens (ed. Harry G.M. Prick)“Vervlogen jaren.”, 2de druk (1989), De Arbeiderspers, Amsterdam, ISBN 90 295 1548 1, p. 235 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
lustrer |
lustre
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van lustrer
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van lustrer
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van lustrer
- lus·tre
enkelvoud | meervoud |
---|---|
lustre | lustres |
lustre m
vervoeging van |
---|
lustrar |
lustre
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van lustrar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van lustrar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van lustrar
- lustre in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española