• lu·se·te
  • Afgeleid van het Noorse naamwoord luse met het achtervoegsel -ete en met verval van één 'e'.
Naar frequentie > 50000
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud lusete mer lusete mest lusete
o enkelvoud lusete
meervoud lusete
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
lusete mer lusete mest lusete

lusete

  1. (veel) luizen hebbend
    «Jeg har sett alle laksene i fossen og de har vært lusete
    Ik heb alle zalmen in de waterval gezien en ze hadden veel luizen.
  2. gierig
  3. knuddig, miserabel

lusete, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van luset

lusete, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van luset


  • lu·se·te
  • Afgeleid van het Nynorske naamwoord luse met het achtervoegsel -ete en met verval van één 'e'.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud lusete meir lusete mest lusete
o enkelvoud lusete
meervoud lusete
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
lusete meir lusete mest lusete

lusete

  1. (veel) luizen hebbend
  2. gierig
  3. knuddig, miserabel

lusete, m /v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van luset

lusete, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van luset