Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lu·mi·neus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘lichtend, prachtig’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Latijnse lūmen (licht) met het achtervoegsel -eus [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lumineus lumineuzer lumineust
verbogen lumineuze lumineuzere lumineuste
partitief lumineus lumineuzers -

Bijvoeglijk naamwoord

lumineus [3]

  1. schitterend
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen