• lu·lo
enkelvoud meervoud
naamwoord lulo lulo's
verkleinwoord - -

de lulov / m

  1. (bloemplanten) soort struik Solanum quitoense   die tot 3 meter hoog kan worden en die voorkomt in het noorden van Zuid-Amerika
     De lulo dient in West-Europa als kuipplant geteeld te worden doordat hij in de winter binnen gezet moet worden.[1]
  2. (fruit) op een tomaat lijkende vrucht van Solanum quitoense  
     Ik ontdekte zowaar iets nieuws: de lulo, een tomaatachtige vrucht uit de Andes met een tropische citrussmaak.[2]
  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Lulo (Solanum quitoense ‘Zoetewei’)” op denoudekastanje.be
  2.   Weblink bron
    Joël Broekaert
    “Teleurgesteld en verrast in gastronomisch Berlijn” (14 maart 2019) op nrc.nl