lulo
- lu·lo
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lulo | lulo's |
verkleinwoord | - | - |
- (bloemplanten) soort struik Solanum quitoense die tot 3 meter hoog kan worden en die voorkomt in het noorden van Zuid-Amerika
- ▸ De lulo dient in West-Europa als kuipplant geteeld te worden doordat hij in de winter binnen gezet moet worden.[1]
- (fruit) op een tomaat lijkende vrucht van Solanum quitoense
- ▸ Ik ontdekte zowaar iets nieuws: de lulo, een tomaatachtige vrucht uit de Andes met een tropische citrussmaak.[2]
-
1. Een lulo in Colombia.
-
2. Een hele en een doorgesneden lulo.
- Het woord 'lulo' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Lulo (Solanum quitoense ‘Zoetewei’)” op denoudekastanje.be
- ↑ Weblink bron Joël Broekaert“Teleurgesteld en verrast in gastronomisch Berlijn” (14 maart 2019) op nrc.nl