lukuman
- lu·ku·man
- uit het Surinaams - Nederlands
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lukuman | lukumans |
verkleinwoord |
lukuman
- (religie) (beroep) priester, waarzegger, ziener in de wintireligie
- ▸ De persoon in kwestie is bedreven in winti-rituelen, waaronder de wintiprei en het gebruik van voorwerpen met magische betekenis (obia's). De bonuman kan daardoor optreden als ziener (lukuman) en als genezer (dresiman).[1]
- Het woord lukuman staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Bonuman” (geraadpleegd 5 juli 2021), Wikipedia