Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lui·lak·ke·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luilakkerij luilakkerijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de luilakkerijv

  1. het niet ijverig werken terwijl dat wel noodzakelijk is
    • Ik zoek troost, de oogst is schraal. Ze voorspelt dat luilakkerij binnenkort wel op de Werelderfgoedlijst gezet zal worden. Vervolgens trekt ze de dekens verder over zich heen en doet wanhopige, maar vergeefse pogingen om weer in slaap te komen. [1] 
    • Bijna een derde surft dagelijks minstens een uur op het Internet voor redenen die niks met hun werk te maken hebben. Drie kwart gebruikt kantoortijd om hun persoonlijke e-mails te beantwoorden en negenenvijftig procent belt tijdens de kantooruren naar vrienden en familie. Als redenen voor de luilakkerij voert dertien procent van de Britten verveling aan. Een op de tien zegt niet genoeg werk te hebben. [2] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad ds. J. Belder 01-05-2018 Column (ds. J. Belder): Brombeer
  2. De Standaard 23 FEBRUARI 2002 Luie Britten