luibak
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lui·bak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van lui en bak [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | luibak | luibakken |
verkleinwoord | luibakje | luibakjes |
Zelfstandig naamwoord
de luibak m
- (scheldwoord) scheldwoord voor iemand die lui is, een luiaard
Synoniemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
luibakken |
luibak
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van luibakken
- Ik luibak.
- gebiedende wijs van luibakken
- Luibak!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van luibakken
- Luibak je?
Gangbaarheid
- Het woord 'luibak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "luibak" herkend door:
40 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ luibak op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be