Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·se ar·bei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord losse arbeider losse arbeiders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de losse arbeiderm

  1. iemand die geen vast werkverband heeft, maar steeds voor beperkte perioden wordt ingehuurd om werk te doen dat geen opleiding vereist
    • Haar man werkt in de zomer als losse arbeider in de bouw. "Dat kan in de winter niet, dan ligt de bouw maanden stil. Dan zit hij de hele dag thuis duimen te draaien." [1]
Synoniemen
Opmerkingen
  • Omdat "arbeider" geen onzijdig woord is, is de verbogen vorm "losse" normaal. Bij vaste verbindingen met een woord dat een persoon aanduidt komen uitzonderingen op deze regel voor[2]. Hiervan is "los arbeider" een voorbeeld. De woordgroep "losse arbeider" kan in beginsel ook worden gebruikt voor een arbeider die "gemakkelijk in de omgang" is, een andere betekenis van "los", de vorm "los arbeider" niet.
  • In plaats van als woordgroep (met spatie) komt dit begrip ook als samenstelling voor. De samenstelling kan ook worden opgevat als gevormd met de stam van lossen en duidt dan de functie van losser aan. De schrijfwijze als woordgroep is niet dubbelzinnig en lijkt ook iets gangbaarder: Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal vermeldt als sinds de 6e druk (1924) het synoniem "los werkman; het Woordenboek der Nederlandsche Taal "een losse werkman" en een voorbeeldzin met "losse arbeiders"[3]. Ook de schrijfwijze "los-arbeider" kwam in het verleden wel voor, maar deze heft de mogelijke dubbelzinnigheid niet op.

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Pinxteren, G. van
    Roestende idealen op website: nrc.nl
    ; geraadpleegd 2017-12-16
  2.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “6.4.1.3 Gebruik van de verbogen en de onverbogen vorm: speciale regels en twijfelgevallen” (januari 2019), punt 3 op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).