Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·schud·den
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

losschudden

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
losschudden
schudde los
losgeschud
zwak -d volledig
  1. spieren en gewrichten soepel maken door ze snel heen en weer te laten bewegen (op de maat van de muziek)
     De Malinezen van Bassekou Kouyaté lieten onder dreigende polderluchten de Hollanders de heupen losschudden met hun houten gitaren, opzwepende percussie en bezwerende, meerstemmige zang.[1]
     Maar klinken doet het wel. Dat vinden ook de bandleden van Die Antwoord, die in de frontstage de beentjes losschudden. Hultz staat er niet alleen voor: de rest van de zevenkoppige band zweept het publiek ook voortdurend op.Terwijl wij staan te zweten, kraakt Hutz een flesje wijn.[2]
  2. door een boom of stuik te schudden fruit oogsten
  3. (figuurlijk) zorgen dat men iets krijgt van iemand anders
     De regering gaat ondanks de crisis circa 10 miljard euro bezuinigen en zal ook nog eens circa 20 miljard losschudden met behulp van nieuwe belastingen. Volgens Franse media gaat er straks wel meer geld naar de ministeries van Onderwijs, Volksgezondheid, Justitie en Arbeid en naar de overzeese gebiedsdelen. De rest moet het met minder doen, inclusief Landbouw en Cultuur.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Saskia Naafs
    “Dag 1 Lowlands: 'Vooral veel feelgood festivalmuziek en geen regen'” (16 augustus 2014), Het Parool
  2.   Weblink bron
    kho
    “Gogol Bordello” (21/08/2010), De Standaard
  3.   Weblink bron “Premier gestagneerd Frankrijk toont begroting” (26 september 2012), Reformatorisch Dagblad