Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·ha·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

loshalen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
loshalen
haalde los
losgehaald
zwak -d volledig
  1. los maken wat eerst is vastgemaakt
    • Kelly, een partijprominent van Sinn Fein, trof zijn auto met wielklem aan na een bezoekje aan de sportschool. Op de beelden is te zien hoe Kelly - die zijn voorbeeldfunctie kennelijk even ’vergeten’ is - de klem loshaalt en op de stoep legt. Naast de auto ligt op dat moment een grote betonschaar.[2] 
    • Op de bodem gaat de frangipane en daa bovenop de appelvulling. Voor een rustieke look, kun je de zijkanten van het deeg iets loshalen en naar binnen vouwen.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 04 feb. 2018
  3. de Telegraaf SUSAN ARETZ 10 nov. 2015
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be