losbreken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- los·bre·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van los en breken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
losbreken |
brak los |
losgebroken |
klasse 4 | volledig |
Werkwoord
losbreken [1]
- onovergankelijk door breuk uit elkaar vallen
- onovergankelijk losbarsten (met geweld tot een uitbarsting komen)
- overgankelijk losmaken of afscheiden door te breken
- veranderen door met kracht en inspanning ergens mee te stoppen
- ▸ Ik wilde losbreken van mijn vaste gewoontes, en misschien zou cannabis me kunnen helpen om te relaxen in stressvolle tijden.[2]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord losbreken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "losbreken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be