Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loem·pia
Woordherkomst en -opbouw
  • via Indonesisch lumpia van Minnan (= Hokkien) 潤餅 (lūn-piáⁿ), in de betekenis van ‘gevuld hartig pannenkoekje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1954 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord loempia loempia's
verkleinwoord loempiaatje loempiaatjes

Zelfstandig naamwoord

de loempiav / m

  1. (voeding) met vlees en groente gevulde en gefrituurde lap deeg, een Chinees-Indische snack of voorgerecht
Afgeleide begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen