lijmig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lij·mig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | lijmig | lijmiger | lijmigst |
verbogen | lijmige | lijmigere | lijmigste |
partitief | lijmigs | lijmigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
lijmig [1]
- lijkend op lijm, traag stromend
- ▸ Ik blader maar wat: Water’gruel’ met lijmig afkokende Friese gort en het wat luxere vruchten’gruel’.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord lijmig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lijmig" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Recept van de dag: wentelteefjes voor herfstgeluk” (01 okt. 2019), De Telegraaf
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be