Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lijk·re·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lijkrede lijkredes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

lijkrede v/m [1]

  1. een toespraak naar aanleiding van het overlijden van iemand
    • Verder deze maand: Frits Huffnagel schrijft dat de politiek de Paasperiode aan moet grijpen om eens stevig te reflecteren op haar eigen functioneren en G.H.B. Hiltermann houdt een lijkrede bij het afscheid van de Amerikaanse tv-dominee William Franklin Graham jr. [2] 
    • Over de vrijheid te mogen zeggen wat je wil, wordt al gesproken sinds de lijkrede van Pericles (495 v. Chr.-429 v. Chr.), waarin de democratie werd bewierookt. [3] 
    • ‘wij gaan godverdomme geen lijkrede schrijven voor elkaar
      met grinnikende anekdotes, pijnlijke verzwijgingen
      de elegie van weer gevonden, later toch verloren maar
      wij laten ons niet kisten…’ [4]
       
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen