ligar
- li·gar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ligar |
ligaba |
ligado |
volledig |
ligar
- onovergankelijk bij elkaar passen
- overgankelijk vastbinden, vastmaken
- ligar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española