Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • liet los
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
loslaten

liet los

  1. enkelvoud verleden tijd van loslaten
    • Ik liet los. 
    • Jij liet los. 
    • Hij, zij, het liet los. 
     Toen was het mijn beurt en ik bond een steen aan een lang stuk touw, hield de grote lussen in mijn linkerhand, gaf een harde slinger en liet los.[1]


Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers