• lieg voor
vervoeging van
voorliegen

lieg (...) voor

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorliegen
    • Ik lieg voor. 
  2. gebiedende wijs van voorliegen
    • Lieg voor! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorliegen
    • Lieg je voor?