liederlijkheid
- lie·der·lijk·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | liederlijkheid | liederlijkheden |
verkleinwoord |
- afleiding van liederlijk met het achtervoegsel [[-hei[1]d]][[Categorie:Achtervoegsel -hei[1]d in het Nederlands]]
de liederlijkheid v
- het heel erg armoedig, slordig, onzedelijk en losbandig zijn
- ▸ Overal waar jij bent, daar is liederlijkheid, kwaad, zei Pierre tegen zijn vrouw.[2]
- ▸ Hij beschreef de kommervolle leefomstandigheden van de bevolking in 'De Geneeskundige Plaatsbeschrijving van het Gooiland'. Over drankmisbruik, kindersterfte, ontucht, liederlijkheid, diefstal en wangedrag. Over dronkenschap schreef hij: "er is voorwaar geen grooter vijand van huiselijke welvaart dan de jenever; en de sterke drank is buiten twijfel ook één der eerste oorzaken van armoede in het Gooiland."[3]
- iets wat getuigt van een armoedig, slordig, onzedelijk en losbandig karakter
1. het heel erg armoedig, slordig, onzedelijk en losbandig zijn
- Het woord liederlijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028251151
- ↑ Weblink bron “Urker schedels, erfenis van een bitter verleden” (06-06-2010), NOS