lichaamskracht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- li·chaams·kracht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lichaamskracht | lichaamskrachten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- de fysieke kracht die een organisme op zijn omgeving kan uitoefenen
- ▸ Evenals zijn lichaamskracht ondanks de bijen onverminderd was, was ook zijn geestelijke kracht waarvan hij zich opnieuw bewust was geworden, onveranderd gebleven.[2]
- ▸ "Bij de goal van Mexico blokte Blind met zijn verkeerde voet. Je miste daar toen een type De Jong, een echte verdedigende middenvelder die zijn lichaamskracht gebruikt en een tackle kan inzetten. Een type ook die met een tackle de teneur van een wedstrijd kan omdraaien. De Jong gaan we echt missen."[3]
Vertalingen
1. de fysieke kracht van een organisme
Gangbaarheid
- Het woord lichaamskracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Anna Karenina” (1877), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028276062
- ↑ Weblink bron “Adriaanse: duel van het wisselen” (30-06-2014), NOS