Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·ver·vul·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levensvervulling levensvervullingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de levensvervullingv

  1. iets dat inhoud aan het leven geeft; iets dat het leven zinvol maakt
     Tegenwoordig kan ik mijn vader beter begrijpen, de altijd oververmoeide kelner, die mij afkeurend opnam en vroeg of ik serieus dacht dat het een bevredigende levensvervulling was om in de lichamen van andere mensen te snijden.[2]
     Niet alleen het ernstig zieke 9-jarige meisje Tabea dat deze week een half uurtje met hem mocht spelen, of de verzorger die in de opvoeding van Knut zijn levensvervulling gevonden lijkt te hebben. Ook de 'handige' jongens en de dierentuindirecteur hebben de champagne al laten knallen. Knut verdient goed.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)
    “Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723
  3.   Weblink bron “Miljoenendans rond ijsbeertje” (31-03-2007), Tubantia