Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·ver·len·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levensverlenging levensverlengingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

levensverlenging v [1]

  1. (medisch) het langer maken van het leven door het sterven uit te stellen
     'Jalta doet leven: Voor een ernstig zieke tbc-patiënt als Tsjechov betekende Jalta levensverlenging.[2]
     Voor middelen tegen kanker die minimaal drie maanden levensverlenging opleveren, geldt een hogere grens van 50.000 pond. Desondanks worden ongeveer de helft van de nieuwe geneesmiddelen tegen kanker afgewezen voor vergoeding.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  3.   Weblink bron
    Jane van Laar
    “Een maximumprijs voor medicijnen, werkt dat?” (13-12-2015), NOS