Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·pro·bleem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levensprobleem levensproblemen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

levensprobleem o [1]

  1. vraagstukken betreffende het persoonlijke leven
    • Justitie start volgens een woordvoerster ook met een onderzoek naar de leiding van De Terebint, een leefgemeenschap die op christelijke basis mensen 'met privé- en levensproblemen'opvangt. Ook hier zou sprake zijn van misstanden en geweld.[2] 
    • Ciro vond zichzelf wijs genoeg om goed advies te geven en kwam op een dag op het idee om advies te geven aan gestreste reizigers. Nu is hij elke zondag twee uur lang te vinden op het metrostation Bedford L in Brooklyn. In de tijd luistert hij naar werk -, relatie- en levensproblemen. De twaalfjarige heeft inmiddels een schare aan cliënten, die regelmatig terugkeren.[3] 

Gangbaarheid

Verwijzingen