Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·moed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levensmoed
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de levensmoedm

  1. de geestkracht die men nodig heeft om ook in moeilijke omstandigheden door te kunnen gaan met het leven
     U zult er weer nieuwe levensmoed krijgen, dat voorspel ik u, zei Koznysjov die zich geroerd voelde.[2]
     "Te lang hebben we in Nederland gezwegen over hoe we met overlevenden zijn omgegaan. Terwijl we bovendien zoveel van u, van uw levensmoed, doorzettingsvermogen en rechtvaardigheidsgevoel kunnen leren", aldus Klink.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen