levensmoed
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: levensmoed (hulp, bestand)
Woordafbreking
- le·vens·moed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | levensmoed | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de levensmoed m
- de geestkracht die men nodig heeft om ook in moeilijke omstandigheden door te kunnen gaan met het leven
- ▸ U zult er weer nieuwe levensmoed krijgen, dat voorspel ik u, zei Koznysjov die zich geroerd voelde.[2]
- ▸ "Te lang hebben we in Nederland gezwegen over hoe we met overlevenden zijn omgegaan. Terwijl we bovendien zoveel van u, van uw levensmoed, doorzettingsvermogen en rechtvaardigheidsgevoel kunnen leren", aldus Klink.[3]
Vertalingen
1. de geestkracht die men nodig heeft om ook in moeilijke omstandigheden door te kunnen gaan met het leven
Gangbaarheid
- Het woord levensmoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Anna Karenina” (1877), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028276062
- ↑ Weblink bron “Sobibor-overlevende geridderd in Westerbork” (12-04-2010), NOS