Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·kwes·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levenskwestie levenskwesties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

levenskwestie v [1]

  1. iets wat van het allergrootste belang is; kwestie van leven en dood
     Het was hem aangenaam te bedenken, dat ook nu het zo'n gewichtige levenskwestie betrof niemand zou kunnen beweren dat hij niet in overeenstemming had gehandeld met het geloof, waarvan hij de banier altijd hoog had gehouden te midden van de algemene koelheid en onverschilligheid.[2]
     In zijn afwijzing van het zelfonderzoek naar de staat ging ds. Van Dijk heel ver. „Voor mij zijn Gods beloften zo vast”, zei hij op de gereformeerde synode van 1943, „dat ik, wanneer ik aan de poort des hemels kom, zal kunnen zeggen: „Gij hebt mij uw beloften gegeven. En ik heb er op vertrouwd en het geloofd. Nu kunt Gij mij niet meer verdoemen, want Gij hebt het zelf gezegd.” Dat is een levenskwestie voor mij en mijn gemeente.”[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen