• le·ve·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
levelen
levelde
geleveld
zwak -d volledig

levelen

  1. gelijktrekken, op gelijk niveau komen
    • We gaan zo in de vergadering even levelen. 
  2. het in niveau stijgen met een karakter in een videospel
    • Je moet heel wat uurtjes doorbrengen in World of Warcraft om te levelen.