levelen
- le·ve·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
levelen |
levelde |
geleveld |
zwak -d | volledig |
levelen
- gelijktrekken, op gelijk niveau komen
- We gaan zo in de vergadering even levelen.
- het in niveau stijgen met een karakter in een videospel
- Je moet heel wat uurtjes doorbrengen in World of Warcraft om te levelen.
- Het woord levelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.