Nederlands

 
[1] wapen met gestileerde leeuwenklauwen
 
[2] leeuwenklauw
Uitspraak
Woordafbreking
  • leeu·wen·klauw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leeuwenklauw leeuwenklauwen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de leeuwenklauwv / m

  1. het uiteinde van de poten en de kromme, scherpe nagels van een leeuw
     In de badkamer met een grote spiegel in een vergulde lijst was er met zichtbare tegenzin een moderne douchecabine aangebracht naast de antieke badkuip van email, die op vier bronzen pootjes in de vorm van leeuwenklauwen stond.[2]
     Kenmerkend zijn de diepliggende lichtunits en de verticaal lopende dagrijverlichting. Rond de wielkasten bevinden zich zwart uitgevoerde opzetstukken en de achterlichtunits worden door een zwarte strip met elkaar verbonden. In het ontwerp van de lichtunits vóór en achter zijn ‘krassen’ van een leeuwenklauw verwerkt. De 208 ziet er lekker dik en vlot gestileerd uit.[3]
  2. (plantkunde) Aphanes   plantengeslacht
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 17
  3.   Weblink bron
    SJOERD VAN BILSEN
    “Video onthuld: Peugeot” (25 feb. 2019), De Telegraaf