Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lees·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leeswerk
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het leeswerko

  1. de arbeid die bestaat uit lezen
    • Leuke, maar pittige vragen maandag bij het examenvak Maatschappijwetenschappen (MAW) op de havo. En veel leeswerk. ,,Maar qua lengte goed te doen,” reageert vakdocent Maaike Sierhuis van het Alkmaarse Jan Arentsz.[1] 
    • In ons 2.0 tabloid is de voorpagina het smoel van de krant. Een etalage, het leeswerk begint op pagina twee en de drie, waar de opening van de krant wordt uitgewerkt. Binnen is het kleurrijker, speelser en brutaler geworden. Van een zwart lijntje naar een rood haakje. Een andere bekopping en belettering maakt het beter leesbaar. Ik ben er trots op. Voor verdieping is er meer ruimte, maar ook het kleinmenselijke nieuws, de vrouw die Barbies verzamelt, moet zijn prominente plek houden.[2] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf ARIANNE MANTEL 22 mei 2017
  2. de Telegraaf 18 mrt. 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be