Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lees·groep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leesgroep leesgroepen
verkleinwoord leesgroepje leesgroepjes

Zelfstandig naamwoord

de leesgroepv / m

  1. (onderwijs) groepje leerlingen die samen eenzelfde tekst lezen en bespreken
Verwante begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be