Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leer·rijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen leerrijk leerrijker leerrijkst
verbogen leerrijke leerrijkere leerrijkste
partitief leerrijks leerrijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

leerrijk

  1. ruim gelegenheid biedend om kennis of vaardigheden op te doen
    • De geciteerde brieven van mevrouw Den Tex aan haar man in dat deftige kamp zijn aardig en leerrijk, maar heel anders dan de liefdesbrieven uit haar verlovingstijd. [2]
Synoniemen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen