Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leer·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leergeld leergelden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het leergeldo

  1. (onderwijs), (financieel) geld dat men moet betalen om onderwijs te volgen
    • ,,De opbrengst gaat naar Stichting Leergeld Tubbergen", zegt Scheijgrond. ,,Zij ondersteunen kinderen uit de gemeente Tubbergen die het financieel minder hebben. Voor hen wordt bijvoorbeeld het lidmaatschap bij een sportvereniging betaald, of schoolbenodigdheden. Wij vinden het belangrijk een doel dichtbij huis te steunen, want de jeugd is de toekomst."[3] 
Hyponiemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Leergeld betalen
Door schade en schande wijzer worden
  • ‘Als bisschop van Brugge betaalde ik leergeld in de omgang met seksueel misbruik. Toen ik begon, bestond de commissie-Adriaenssens niet meer en de parlementaire commissie was nog niet gestart, maar ik moest wel handelen. Ik onderschatte de kwetsuren die misbruik veroorzaakt.’ Dat zegt aartsbisschop Jozef De Kesel in een interview met Kerk & Leven. [4]
  • Dan is het een teken van intellectuele armoede dat economen overal in de westerse wereld een verhoging van de pensioenleeftijd aanraden, waar die tot voor kort, als uitkomst van de crisis in de jaren tachtig, nog naar beneden ging. Hebben zij geen leergeld betaald? In fabrieksarbeid komen er helemaal geen banen bij, dus waar moeten al die afgeschreven 60-plussers naartoe? Het is totaal onrealistisch dat zij straks op de arbeidsmarkt ineens weer kunnen concurreren. [5]
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

  1. leergeld op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Tubantia 16-07-2017
  4. De Standaard 23/03/2016
  5. Volkskrant Dirk-Jan van Baar is historicus. 6 november 2016
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be