leeftijdsgrens
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- leef·tijds·grens
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van leeftijd en grens met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leeftijdsgrens | leeftijdsgrenzen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- een door de kalenderleeftijd bepaalde scheidslijn
- ▸ Dat het kabinet het Outbreak Management Team laat onderzoeken of de leeftijdsgrens van sporten in teamverband kan worden opgehoogd van 18 naar 27 jaar, snapt Dielessen wel. "Dat komt uit de hoek van de handhaving. Met de veiligheidsregio's is daarover gesproken. De groep tot een jaar of 25 is best een lastige groep, die begint zich te vervelen."[2]
Schrijfwijzen
Vertalingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord leeftijdsgrens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Topsporters mogen vanaf 17 december weer trainen en wedstrijden spelen” (08-12-2020), NOS