Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leef·tijds·grens
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leeftijdsgrens leeftijdsgrenzen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de leeftijdsgrensv / m

  1. een door de kalenderleeftijd bepaalde scheidslijn
     Dat het kabinet het Outbreak Management Team laat onderzoeken of de leeftijdsgrens van sporten in teamverband kan worden opgehoogd van 18 naar 27 jaar, snapt Dielessen wel. "Dat komt uit de hoek van de handhaving. Met de veiligheidsregio's is daarover gesproken. De groep tot een jaar of 25 is best een lastige groep, die begint zich te vervelen."[2]
Schrijfwijzen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Topsporters mogen vanaf 17 december weer trainen en wedstrijden spelen” (08-12-2020), NOS