• las·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lasten
lastte
gelast
zwak -t volledig

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als [2], verouderde onbepaalde wijs van een werkwoord.

vervoeging van
lassen

lasten

  1. meervoud verleden tijd van lassen
    • Wij lasten. 
    • Jullie lasten. 
    • Zij lasten. 
  2. (verouderd) met een vracht of opdracht bezwaren

de lastenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord last
     Hij had jaarlijks niet meer dan 800 euro aan vaste lasten en rommelde wat aan in de bouw.[2]
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


lasten

  1. met een vracht of opdracht bezwaren

lasten

  1. soort bontwerk


  • las·ten
Naar frequentie 6393

lasten

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van last


  • las·ten

lasten

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van last