lasbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- las·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van lassen met het achtervoegsel -baar.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | lasbaar | lasbaarder | lasbaarst |
verbogen | lasbare | lasbaardere | lasbaarste |
partitief | lasbaars | lasbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
lasbaar
- mogelijk om te lassen
- Dit metaal is goed lasbaar.
Antoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'lasbaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lasbaar" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be