• lang·lo·pend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen langlopend langlopender langlopendst
verbogen langlopende langlopendere langlopendste
partitief langlopends langlopenders -

langlopend [1]

  1. voor een lange tijdsperiode bestemd
  2. al geruime tijd bestaand
     Babette van Veen maakt een half jaar na haar gedwongen vertrek in Goede Tijden, Slechte Tijden alweer haar rentree in de langlopende RTL 4-soapserie. Haar personage Linda Dekker is vanaf volgende week weer te zien, zo maakte de actrice zondag bekend in RTL Boulevard.[2]
     Maar grotere en interessantere stromen werden gegenereerd door het dochterbedrijf Mercurius met zijn lopende effectenbeheer, waarbij de kasstroom werd geproduceerd door korte zaken met snelle winsten en de optiehandel, inclusief die met synthetische opties, terwijl effecten waarvan verwacht werd dat ze een grotere maar langlopendere waardevermeerdering zouden creëren vanzelfsprekend langzamer werkten.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'Weggestuurde' Babette van Veen keert alweer terug in GTST” (26 juni 2022), NU.nl
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149