langbeen
- lang·been
- samenstelling van lang en been
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | langbeen | langbenen |
verkleinwoord | langbeentje | langbeentjes |
de langbeen m
- een ooievaar
- Een langbeen wacht vaak lang totdat er vis langskomt.
- een persoon met lange benen
- De langbeen was in totaal twee meter lang.
- Het woord langbeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.