landwacht
Niet te verwarren met: Landwacht |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- land·wacht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van land zn en wacht zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | landwacht | landwachten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de landwacht m
- (geschiedenis) iemand die lid was van de Landwacht
- ▸ De razzia kwam niet uit de lucht vallen. Het was een vergeldingsactie van de Duitsers, nadat leden van het verzet twee landwachten van de NSB om het leven hadden gebracht.[1]
Synoniemen
- [1] landwachter
Gangbaarheid
- Het woord landwacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Annelies Hoelen“Het oorlogsleed van de Merwedegijzelaars: 'De lijken hingen in de bomen'” (Zaterdag 4 mei 2019, 13:21), NOS