lake

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  lake    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈlaːkə/

Woordafbreking

• la·ke

Werkwoord

vervoeging van
laken

lake

1. aanvoegende wijs van laken

Middelnederlands

Zelfstandig naamwoord

lake

1. m gebrek, mankement, smet
2. bloedzuiger

   • Het zijn twee dochtren vander lake, die eenpaerlic dbloet des herten sughen. 

3. m, v, o pekel,

   • Dat de coopman ende hare cnapen ... moghen den harinc vervullen ende lake daerup ghieten in hare profite, 

4. m, v, o meer, zoet water

Schrijfwijzen

• [1,3,4] laec
• [2] locke

Engels

Uitspraak

• Geluid:  lake (VS)    (hulp, bestand)

enkelvoud	meervoud
lake	lakes

Zelfstandig naamwoord

lake

1. meer