ladderen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lad·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ladderen |
ladderde |
geladderd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
ladderen
- onovergankelijk (kleding) (van kousen) beschadigd raken waardoor een of meer draadjes in een fijn weefsel losraken en een langgerekt patroon van mazen ("ladder") ontstaat
- Alleen hele dikke kousen ladderen iets minder snel, maar die kousen zijn weer niet in trek omdat ze minder flatteus zijn. [3]
- ladderen.
- overgankelijk (verouderd) (onder studenten) op een ladder naar huis dragen (van iemand die te veel gedronken heeft)
Zelfstandig naamwoord
de ladderen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord ladder (verouderd)
- Een horde negerslaven, die zich zeer wild gebaarde, met ijselijk geschrei droeg ladderen naar den wal, en zon door stof-op-nevelen de donkere gestalten in vettigheid deed glanzen met felheid van sardijnig rood, dat om de lendenen was geslagen. [4]
Vertalingen
1. beschadigd raken waardoor een of meer draadjes in een fijn weefsel losraken en een langgerekt patroon van mazen ontstaat
Gangbaarheid
- Het woord ladderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ladderen" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Van Dale"Ladderzat" (1 februari 2008) op website: depers.nl; geraadpleegd 2016-09-28
- ↑ "Vrouwen willen graag meer voor panty's betalen als kwaliteit dan maar beter is" in: Nieuwsblad van het Noorden jrg. 83 nr. 151 (1 juli 1970); p. 10 kol. 4; geraadpleegd 2016-09-28
- ↑ Prins, A.De heilige tocht. 3e druk (1927) P.N. Van Kampen & Zoon, Amsterdam; p. 140; geraadpleegd 2016-09-28
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be